De huidige Badhuisspreng heette vroeger de Molenbeek en ook wel de Dorpsbeek.

De spreng is vrij laat gegraven en daarom is het vrij uniek dat er nu een volledige beschrijving van de oprichting beschikbaar is, waarin heel specifiek beschreven is hoe de spreng gegraven is. De spreng is ca. 1843 gegraven met financiele ondersteuning uit een fonds dat reeds door Koning Lodewijk Napoleon in 1808 was gesticht. Ook de vorrmalige admiraal van Kinsbergen heeft zich hiervoor ingezet.

In de eerste helft van de negentiende eeuw werd het Fonds met verschillende namen aangeduid. Men sprak van het "Spinfonds", of, als het in het bijzonder Apeldoorn betrof, "de Commissie van het Werkhuis" resp. "Commissie van de Armenschool". Ook ziet men wel de afkorting KNLF (Koning Lodewijk Napoleon Fonds).  De voornaamste doelstelling van het fonds was en is werkverschaffing om de armoede onder de Apeldoornse bevolking tegen te gaan.

Ook tegenwoordig bestaat het Koning Lodewijk Napoleon Fonds nog steeds.

In feite was de beek een zgn. blusbeek. Naast de functie van blusbeek werd de beek ook gegraven om waterdrijfkracht te leveren aan de dorpskorenmolen.

In 1842 werd de aanbesteding van deze nieuwe beek als volgt beschreven:

Archief FKLN inv. nr. 101

Op heden Vrijdag, den achtten twintigste Januari, achttien honderd twee en veertig, des voormiddags te twaalf uren, in het logement den Arend te Apeldoorn is voor ons Commissarissen van het Werkhuis te Apeldoorn overgegaan tot de openbare aanbesteding, van het doen der nodige ontgravingen voor eene nieuwe Beek door het dorp Apeldoorn, en zulks op de navolgende Voorwaarden.

Artikel een. Beschrijving der Beek
De beek zal eene richting hebben zo als het terrein kennelijk is uitgebakend, aanvangende bij het hek van den Huize Bergenstein, loopende aldaar door den tuin, draaijende tot aan de Straatweg, vervolgens door de tuinen van Mulder, Smit, van den Broek en Landaut vallende (?) in de gronden , gehoorende onder den Huize de Pas. Van af het begin der gronden van de Pas, loopt dezelve achter de hagen langs den tuin van Landaut, langs de Straatweg achter om het huis van J. Wegerif, door de eerste laan der Pas, om het huus bewoond door den Kuiper (?) de Graaf, langs de Straatweg en de berseau (note van Henk Weltje... een berseau of  berceau is een pad met meestal een beukenhaag eroverheen zoals bijv. De Groene Bedstee bij landgoed Mariendaal in Arnhem), leidende voorbij den Huize de Pas stortende in de daarzijnde grootte vijver. Van af deze grootte vijver langs de wandelinge achter het huis naar de kleine vijver en van daar langs den grootten weg, tusschen de Huizen de Pas en de vlijt, snijdende door dien weg en daarna zich ontlastende in den grooten sloot leidende naar het Kanaal onder den Huize de Vlijt.
Achter het huis bewoond door den Heere Griffier H. Bake Everts zal de beek in twee delen worden gesplitst, zoals hierna breeder zal worden bepaald, lopend door dien tuin, dwars door den Straatweg, en verder langs Westkant van den Smid Eijkedaal, door de landen van Mejuffer ten Hornen, achter langs het nieuwe Gemeente Huis, door den tuinen der Pastorie en Weeshuis, zich ontlastende in de Leigraaf.
Op dit punt zal dezelve weder in twee deelen worden gescheiden, het eerste deel afwaarts zal zich door de Leigraaf moeten ontlasten, door den duiker onder de Griftbeek op het Kanaal, het andere deel zal opwaarts door de Leigraaf lopen, door de landerijen van J.W. Buitenhuis, voorbij dezelfde wooning zich ontlastende in de Griftbeek, een en ander zoo als zal worden aangewezen.

Artikel twee Maat.
De maat waarvan in dit bestek wordt gewag gemaakt is de Nederlandsche elle met hare onderdeelen.

Artikel drie Indeling der percelen.
Eerste Perceel: Het gedeelte loopende door den tuin en de weide van den Heere Timmerman.
Tweede Perc: : Het gedeelte loopende door de wiede van Mulder.
Derde Perc:  Het gedeelte loopende door den tuin van den Grutter Smits.
Vierde Perc: Het gedeelte loopende door den tuin van A. van den Broekmet in begrip het gedeelte door den grond van Landaal.
Vijfde Perc: Het gedeelte van af den hoek bij Landaal door de landen van den Heere Spiering tot aan den hoek vij het huis van J. Wegerif.
Zesde Perc: Van af dit punt tot aan de eerste laan van de Pas, met in begrip van het gedeelte door den tuin bij den Heere Everts tot aan den Straatweg.
Zevende Perc: Van af de eerste laan van de Pas, tot aan den ingang van de Straatweg naar genoemd huis bij het hek.
Achtste Perc: Van af dit hek langs de berseau tot in de grootte vijver.
Negende Perc: Van af de grootte vijver tot aan de kleine vijver.
Tiende Perc: Van af dit punt tot aan den grootte weg of daar waar de beek in het erf de Vlijt vult.
Elfde Perc: Het gedeelte onder de Vlijt.
Twaalfde Perc: Het gedeelte van af de Straatweg bij de Smid Eijkendal, tot aan de tuin der Pastorie
Dertiende Perc: Het gedeelte door den tuin der Pastorie en het Werkhuis tot in de Leigraaf.
Veertiende Perc: Het opruimen der Leigraaf van ad voornoemd punt tot aan den duiker onder de Grift bij het Logement de Moriaann.
Vijftiende Perc: Idem van af voornoemd punt tot aan de scheiding.
Zestiende Perc: Van af deze scheiding tot in de Griftbeek.

Artikel vier Beschrijving der Werken
De aannemers zullen deze werken op de volgende wijze behandelen als:

1˚ Perc:  Ter diepte van een el vijf en veertig duimen beneden een spijker in een boom overeenkomende met de houtlaag der straatweg voor het huis den Heere Timmerman en aan het einde tot op een el dertig duimen beneden een spijker in een scheeringspost aldaar.
2˚ Perc: Met deze zelfde diepte aanvangen en eindigende tot op een el vijf en tachtig duimen beneden een spijker in een appelboom in den tuin van den Grutter Smits.
3˚ Perc: Tot op deze zelfde diepte.
4˚ Perc: Aanvangende op deze zelfde diepte en eindigende tot op twee ellen acht en twintig duimen beneden een spijker zittende onder de rullaag van de schuur staande in den tuin van van den Broeke.
5˚ Perc: Met deze zelfde diepte beginnende en doorgaande tot mop twee ellen en vijftig duimen beneden een spijker zittende onder het raam in het huis van J. Wegerif.
6˚ Perc: Beginnende met voorschreven diepte, doorgaande zodanig dat op derzelven einde, hetzelve een el veertig duimen beneden een spijker, in den berkenhaag aldaar, komt.
De opgegeven maten in den bodem der beeke.
Voor deze zes percelen zal den bodem der beek een breedte bekomen van veertig duimen en voorts worden ontgraven met een wederzijdse doceringen of glooingen als van twee op een.
7˚ Perc: De beek zal worden aangevangen met de zelfde diepte van een el veertig duim voor het 6˚ perceel bepaald, en met een helling van vijf duimen afdalen tot om den hoek der tuin van het huis bewoond door den Kuiper de Graaf, van daaraf zal dezelfde vijf en vijftig duimen worden verdiept of tot op drie ellen en twintig duimen beneden een spijker zittende in den derden boom tegenover het huis van den timmerman J. Wegerif en eindigende tot op vijf en veertig duimen beneden een spijker zittende in een der boomen langs de Berseau leidende naar de Pas.
8˚ perc: Met de vorige diepte doorgaande vullende in de grootte vijver aldaar tot eenen diepte van zeven en negetig duimen beneden de bovenkant van eenen gr ooten keisteen
liggende bij den Huize de Pas.
9˚ perc: Bij den aanvang zal den bodem een el dieper zijn, dan bij het uiteinde van het 8˚ perceel en eindigen in de kleine vijver met eene afhelling van acht duimen.
10˚ perc: Aanvangende vijftig duimen beneden den bodem van het vorige perceel en eindigende tot op een el en vijftien duimen beneden den spijker in de hekkepost van het hek leidende naar den Huize de Vlijt.
11˚ perc: Beginnende met de diepte van het vorige en eindigende onder eene voldoende afhelling in den grootte sloot onder den Huize de Vlijt.
De opgegeven diepte in den bodem der beek zoo als hiervoor is gezegd.
Voor deze vijf percelen zal den bodem der beek eene breedte bekomen van twintig duimen en verder worden ontgraven met wederzijdse doceeringen als van twee op een.
12˚ perc: Aanvangende met eene diepte van een el en veertig duimen als van het 6˚ perceel is gezegd, en eindigende tot op een el en veertig duimen beneden de bovenkant van de scheidings parel bij het nieuwe Gemeentehuis.
13˚ perc: Beginnende met voornoemde diepte en doorgaande tot in het middeen van de tuin der Pastorie, aldaar vijftig duimen verdiepen en alzoo doorgaande tot op negen en vijftig duimen beneden den spijker zittende in den boom staande bij de Leigraaf.
Deze beek zal dezelfde wijdte en op dezelfde wijze worden behandeld als van de percelen 7, 8, 9, 10 & 11 is gezegd.
14˚ perc: De Leigraaf zal zoo veel nodig, worden opgeruimd, bestaande in het uitroeien der daarin zijnde gewassen en ander schadelijk gerig , het afsteken der kanten, enzo, opdat den geregelden afloop des water geen belemmeringen worden toegebracht.
15˚ perc: Bij den aanvang zal de Leigraaf +/- veertig duimen worden opgehoogd of tot negen en vijftig duimen beneden den spijker in het 13˚ perceel genoemd en doorgaande tot op een el en twee en dertig duimen beneden de oppervlakte van den straatweg voor het weeshuis, of twee en tachtig duimen beneden de brug in het achterpad voor de Leigraaf.
16˚ perc: Aanvangende bij de Leigraaf met eene diepte van veertig duimen beneden de bovenkant van den onderdorpel van het eerste voordeurkozijn van het huis van J.W. Buitenhuis en eindigende tot op zes en veertig duimen beneden voornoemd punt.
Dit zestiende perceel zal op dezelfde wijze worden behandeld als van het 12˚ & 13˚ perceel is beschreven.

Artikel vijf. Bijzondere Voorwaarden.
    De aannemers zullen zich tijdens de uitvoering onderwerpen aan de orders hen door of vanwege Heren Commissarissen te geven, zij zullen dadelijk na bekomen kennisgeving der goedkeuring met dit werk aanvangen en naar genoegen bespoedigen, zullende het voldoende wezen om de ontgraven specie op de kanten te werpen, buiten het gedeelte vullende in de gloojingen der Beek zelve, terwijl wanneer de aannemers geene genoegzamen voortgang maakt dan zullen Heeren Commissarissen het regt hebben deze lieden van het werk te doen verwijderen, zonder hen daaromtrent verantwoordelijk te zijn, en hen het ontbrekende werk niet te betalen, maar hen in evenredigheid van het verwerkte gedeelte volgens beoordeling van den Opzigter te betalen; Zullen de betaling steeds des zaterdagsavond naar gelang van hetgene door hen is verricht, plaats hebben, ten huize van den Opzigter der Gemeente, terwijl de aanbesteding bij opbod zal plaats hebben, wordende alleen inwooneren van het Kerspel Apeldoorn toegelaten.

Heeren Commissarissen behouden in allen gevalle het regt een of meerdere deze percelen te gunnen of te bedanken of daarmede te handelen als naar bevind van zaken zal noodig en nuttig geoordeeld worden, zonder deswegen verantwoordelijk te zijn.
Op voorschreven voorwaarden zijn deze percelen het minst aangenomen door de ondergetekende als:
1˚ Perceel door Jan Peters voor de som van vijftig centen de Rhijnlandsche roede, uitmakende over een lengte van een honderd en tachtig elleneene som van vier en twintig guldens.
2˚ perc˚ door Barend Hoegen, voor de som van zeven en vijftig en een halven cent, de Roede, uitmakende over eene lengte van eenhonderd zes en vijftig ellen eene som van twee en twintig guldens en twee en dertig en een halve cent.
3˚ perc˚ door Jan Smies, voor de som van vijf en vijftig cents de Roede, uitmakende voor vijf en vijftig ellen eene som van zes guldens en zestig centen.
4˚ perc˚ door Andries van den Broek, voor eene som van tween en vijftig en een halve cent de Roede, uitmakende voor eene lengte van ruim negentig ellen, eene som van twintig gulden en zestig centen.
5˚ perc˚ door Derk van Amersfoort, voor eene som van zeven en vijftig cent en een halve cent de Roede, uitmakende voor een lengte van vijf en negentig ellen eene som van veertien guldens, zeven en dertig en een halve cent.
6˚ perc˚ door Hendrikus Brouwer , voor eene som van vijf en veertig centen de Roede, uitmakende voor een lengte van een honderd en tachtig ellen eene som van een en twintig guldens en zestig centen.
7˚ perc˚ door Jan Slijkhuis, voor eene som van veertig cent de Roede, uitmakende voor een lengte van twee honderd en tachtig ellen eene som van dertig guldens en veertig centen.
8˚ perc˚ door Meint de Wilde, voor eene som van twee en twintig en een halve cent de Roede, uitmakende voor een lengte van een honderd en tachtig ellen eene som van tien guldens en tachtig centen.
9˚ perc˚ door Reinder Koldenhof, voor eene som van veertig centen de Roede, uitmakende voor een lengte van twee honderd en twintig ellen eene som van drie en twintig guldens en zestig centen.
10˚ perc˚ door Frederic de Roode, voor eene som van veertig cent de Roede, uitmakende voor een lengte van drie honderd ellen eene som van twee en dertig guldens en tachtig centen.
11˚ perc˚ door Meint de Wilde, voor eene som van twee guldens en vijf en negentig centen.
12˚ perc˚ door Herman van der Laar, voor eene som van vijf en dertig cent de Roede, uitmakende voor een lengte van een honderd en veertig ellen eene som van dertien guldens en dertig centen.
13˚ perc˚ door Peter Drost, voor eene som van vijf en twintig centen de Roede, uitmakende voor een lengte van vijf en negentig ellen eene som van zes guldens en vijftig centen.
14˚ perc˚ door Teunis Voorhorst, voor eene som van vier gulden.
15˚ perc˚ door Teinis Lubbers , voor eene som van vijf guldens.
16˚ perc˚ door Hendrik Jan Nijhof, voor eene som van vijf en twintig centen de Roede, uitmakende voor een lengte van twee honderd en zestig ellen eene som van zeventien guldens en vijftig centen.

    Zijnde de aannemers opgelegd, en hen, door der zelver naamtekening, met den inhoud van dit proces verbaal te hebben kenbaar gemaakt, dat allen zich solidair verbinden voor de rigtige nakoming van het werk hierin vermeld.
    Van al hetwelkhet tegenwoordig proces verbaal is opgemaakt en getekent op dag en datum voornoemd, terwijl het gezamelijk bedrag der aanbesteding eene som van twee honderd acht en veertig gulden en vijf en dertig cent bedraagt.

Hier volgen de handtekeningen van de aannemenrs en de commissarissen voornoemd.

Geregistreerd te Apeldoorn den drie en twintigste Februarij achttien honderd twee en veertig, folie etc. etc