Paragraaf index

 

Zwavelstokken en houtzaagmolen

Een fabriek van "strijkzwavelstokken" op het terrein van de Rotterdamse kopermolen

Een lucifersbedrijf, dat eveneens van waterkracht gebruik maakte, en gedurende korte tijd een uitzonderlijke bloei beleefde, verrees in 1873 op het landgoed "De Rotterdamse Kopermolen”. In de notulen van burgemeester en wethouders van Apeldoorn komt daarover op 9 juni 1873 het volgende voor: "Een verzoek van H. C. Hoogendijk, fabrikant wonende op het landgoed de Rotterdamsche Kopermolen, buurtschap Weenum, Gem. Apeldoorn ad. 12 mei 1873, om vergunning tot de oprichting eener fabriek van strijkzwavelstokken in het molengebouw en aangrenzende loods van gezegd landgoed.
Gelet op de te voren gedane afkondiging in de Apeldoornsche Courant aan de ingezetenen die daartegen geen bezwaren hebben aangebracht. In aanmerking genomen, dat er geen belendende gebouwen in de nabuurschap zijn dan die, welke behoren aan de eigenaresse, die hare toestemming geeft tot de oprichting der fabriek. Overwegende dat er dus geen termen aanwezig zijn om het verzoek te weigeren.
Gelet op het Koninklijk Besluit van 18 Februari 1846 (St. bl. no. 9 en op art. 3 van ’s Konings Besluit van 31 Jan. 1821 St. bl. no. 19).
Hebben Burgemeester en Wethouders besloten tot de uitoefening eener strijkzwavelfabriek in het perceel kadastraal bekend gem. Apeldoorn Sectie D. 269 en 270 aan de heer H. C. Hoogendijk vergunning te verlenen onder voorwaarden van zich te zullen onderwerpen aan al de zoodanige bepalingen als later blijken mochten in het belang eener goede politie noodig te zijn.” Nu is het vreemd, dat nergens gesproken wordt van M. C. de Waal, die in november 1865 de kopermolen had gekocht. Wel over H. C. Hoogendijk "wonende op het landgoed de Rotterdamsche Kopermolen” en van een eigenares aan wie "de belendende gebouwen toebehoren”. Wie was deze laatste persoon? Craandijk rept bij zijn bezoek in 1879 niet van een lucifersbedrijf, doch zegt dat er toen een fabriek van houtbereiding in werking was. Zoals we straks zullen zien, klopt dit wel met de feiten. In elk geval wordt te Wenum reeds in 1873 begonnen met de fabrikage van "strijklucifers”, waarbij vermoedelijk het waterrad een apparaat in beweging bracht, dat op vernuftige wijze blokken hout versplinterde tot lucifershoutjes, die daarna van een "zwavelkopje” voorzien werden.
Aanvankelijk werken er 28 arbeiders, doch in het volgend jaar 1874 is dit aantal reeds verdubbeld. Het bedrijf maakt in die jaren een ongekend snelle groei door en krijgt een omvang, zoals in Apeldoorn tot nog toe niet was voorgekomen. In 1876 zijn er 52 mannen, 3 vrouwen, 69 jongens en 31 meisjes werkzaam (totaal 155 werknemersl) Van heinde en ver komen de arbeidskrachten opdagen. Elke morgen lopen groepen mensen uit Wapenveld (I) en Vaassen naar Wenum en gaan daar in de zwavelstokkenmolen van Hoogendijk werken.
Het maken der doosjes vond ook in de omgeving plaats. Zo werden in een schuur te Vaassen doosjes vervaardigd voor de Wenumse lucifersfabriek. Het vullen der doosjes geschiedde vanzelfsprekend op het bedrijf in Wenum. Voor elke 100 gevulde doosjes kreeg men 3 cent. Er waren werklieden, die het brachten tot 2500 a 2800 doosjes per dag en zodoende een dagloon haalden van f 0,75 a f 0,84.
Kort daarna komt er plotseling een totale verandering. In die tijd ontstaat een overproduktie aan lucifers, waardoor een lonende exploitatie der lucifersbedrijven onmogelijk wordt. In onderling overleg besluiten de fabrikanten enkele fabrieken op te heffen of samen te voegen om zodoende tot een beperking der produktie te komen.
De fabriek van Hoogendijk te Wenum wordt gesloten en opgenomen (7) in het bedrijf van Fromberg te Apeldoorn, dat dan gaat werken onder de naam "Lucifersfabriek Hoogendijk, Fromberg en Cie”. Deze fabriek kwam te liggen aan de westzijde van het kanaal Apeldoorn - Dieren, niet ver van de spoorbrug. Vermoedelijk zal ook de veel gunstiger ligging vlak bij het station Apeldoorn aan de pas (1876) in gebruik genomen spoorlijn Amersfoort—Apeldoorn— Zutphen de opheffing van het bedrijf in het meer afgelegen Wenum in de hand hebben gewerkt.
Hoewel we daarover geen voldoende zekerheid bezitten, zal de gang van zaken, die geleid heeft tot de sluiting van de zwavelstokkenfabriek in Wenum, wel ongeveer geweest zijn zoals in het bovenstaande is geschetst.
In de Apeld. Courant van 20 april 1878 lezen we over de aanbesteding van het "bouwen der vier Hoofdgebouwen hunner fabriek te Apeldoorn, met de levering der materialen” ten behoeve van de lucifersfabriek Hoogendijk, Fromberg en Cie.
Het lucifersbedrijf heeft in 1881 een voor Apeldoorn record aantal werkkrachten in dienst, namelijk 30 mannen, 145 jongens en 115 meisjes (bijna 300 personen). Wat zal er toen een geweldige massa lucifers zijn gemaakt. Geen wonder dat we op 14 januari 1882 het volgende lezen in de Apeld. Courant: De Heeren Hoogendijk, Fromberg en Co zullen woensdag 18 jan. e.k. te elf uur ter plaatse aanbesteden "Het vergrooten van hun Houtvijver”. Met deze houtvijver wordt geen molenwijer bedoeld, de fabriek te Apeldoorn werkte niet met waterkracht.
Op 15 september 1883 bieden de werkgevers op hun kosten het personeel een gezellige dagtocht aan naar Amsterdam. Het houden van dergelijke reisjes was niet zoals menigeen denken zal alleen iets van deze tijd, doch kwam reeds voor in de 2e helft der vorige eeuw.
Een advertentie in de Apeld. Courant van 22 september 1883 vertelt ons enkele bijzonderheden over het Amsterdamse uitstapje. Onder het hoofd "Dankbetuiging” lezen we daar: "Wij ondergeteekenden gevoelen ons ten zeerste verpligt onzen opregten en welgemeenden dank te betuigen aan onze Hooggeachte Patroons de Heeren Hoogendijk en Fromberg, voor de genoeglijke en pleizierige dag geheel en .al ten hunnen kosten ons j.l. zaterdag 15 september te Amsterdam verschaft.
Niet alleen dat wij in de gelegenheid gesteld werden de Tentoonstelling te bezigtigen, ook Artis werd bezocht, terwijl voor een heerlijk Diner in het Hotel Krasnapolsky tevens gezorgd was. Een havenstoombootje dat den geheelen dag voor ons disponibel _was, bewees ons uitstekende diensten en verhoogde de vreugde van dien voor ons zoo aangenamen dag.
Het Personeel der Apeldoornsche Lucifersfabriek”.
Na 1890 komt er bijna abrupt een einde aan het lucifersbedrijf te Apeldoorn. In de Apeld. Courant van 1 april 1896 staat dat de "voormalige lucifersfabriek werd gemijnd op f 11550., doch niet gegund”. Op 31 oktober van hetzelfde jaar wordt gesproken over de "Apeldoornsche Lucifersfabriek” onlangs aangekocht door de Hollandsche lJzeren Spoorweg Maatschappij.

Het houtzaagmolentje op de Grift te Apeldoorn

Nog in de loop van deze eeuw is door de dienst gemeentewerken Apeldoorn een houtzaagmolentje getimmerd, dat gedreven werd door het water van de Grift. Het heeftgedurende korte tijd dienst gedaan voor het zagen van blokken hout, die tijdens de barre oorlogswinter 1944/45 gebruikt werden voor de verwarming van enkele gemeentebureaus, o.a. die van gemeentewerken en politie.
Het molentje lag op de Grift tussen de Stationsstraat en Deventerstraat. Als waterrad fungeerde een der vier raden van het voormalige molencomplex "De Stinkmolen”, die na de afbraak van deze molens op de gemeentewerf waren opgeslagen. Na de bevrijding in april 1945 is het houtzaagmolentje gesloopt, waarbij helaas ook het rad verloren ging. Door onverschilligheid en onbegrip voor het historisch belang ervan verdwenen eveneens de drie overige waterraden. Wat zou een dergelijk rad van een zo bekende Apeldoornse papiermolen de verzameling van ons Hist. Museum Moerman over de papierindustrie verrijkt hebben. Met de geschiedenis van het houtzaagmolentje op de Grift sluiten we de historie van de afzonderlijke Apeldoornse watermolens af.