Paragraaf index


Hans van Aelst sticht eerste papiermolen op Veluwe

Van Aelst heeft zich door de tegenslag in Tiel niet laten ontmoedigen. Hij begint in zijn nieuwe woonplaats met frisse moed en treedt in onderhandeling met de Arnhemse magistraat, die hem op 16 november 1591 10) octrooi verleent voor de tijd van 10 jaar om een papiermolen te stellen in het schependom van Arnhem. Bovendien vraagt Van Aelst inwilliging van de volgende voorwaarden: vrijstelling van wachtdienst en verlening van het burgerschap der stad. Ook hieraan zal worden voldaan, doch pas wanneer de molen daadwerkelijk in bedrijf zal zijn. Arnhem was wel erg gebrand op de vestiging van de papierindustrie binnen zijn gebied, doch wenste tevens, misschien in verband met de gebeurtenissen te Dordrecht en Tiel, na niet al te lange tijd verzekerd te zijn van een volledig werkend papierbedrijf.

Hans van Aelst was met zijn octrooi-aanvrage juist op tijd, want reeds het volgend jaar verscheen een tweede gegadigde. Dit vertelt ons een resolutie van het stadsbestuur van 20 juni 1392, waarbij aan Hans Alleman, die we later ook in Apeldoorn zullen ontmoeten, op een boete van 50 goudgulden verboden wordt een papiermolen in het grondgebied van Arnhem te leggen. Zulks op grond van het aan Hans van Aelst verleende octrooi voor het stellen van een molen. De bouw van deze eerste Veluwse papiermolen - ditmaal een normale boven- of onderslagsmolen - duurde tamelijk lang en Hans van Aelst overleed reeds voor het gereedkomen van het bedrijf. Dit moet vóór 7 september 1593 zijn gebeurd, want op die datum 11) schenkt de magistraat van Arnhem toestemming aan de weduwe van Hans van Aelst de „aengefangenen nijhen pampiermoelen” te mogen voltooien. Zij mag echter geen andere molens leggen en is verplicht op haar molen allerhande soorten papier te „slaen”: wit, wit-grauw, grauw, blauw en bord- papier.

Evenals in Dordrecht en Tiel is het Hans van Aelst ook in Arnhem niet vergund geweest een bloeiend papierbedrijf te stichten. Toch staat zijn naam niet alleen met gulden letters geschreven in de geschiedenis der Nederlandse papierindustrie, doch in niet mindere mate in de historie van de Veluwse papiermakerij. Zijn werkzaamheden te Dordrecht maken hem tot de stichter van de papierfabricage in ons land; zijn arbeid in Tiel stempelt hem tot de eerste papiermaker van Gelderland, terwijl de stichting van de Arnhemse papiermolen hem verheft tot de grondlegger van het papierbedrijf op de Veluwe.

Het met zoveel tegenslagen begonnen werk van Hans van Aelst is door zijn weduwe Godeline de la Rame met meer succes voortgezet. Zij hertrouwde enige jaren later met de papiermaker Pieter Jacobsz. van de Poel. Samen met haar man en kinderen, benevens enige Amsterdamse kooplieden, bouwde zij een bloeiende buitenlandse papiergroothandel op, die in hoofdzaak pakpapier exporteerde. Dit bedrijf groeide uit tot een grote compagnie van handel voornamelijk in ‚,bruin” papier op Engeland, welke onderneming tot diep in de 17de eeuw bijna de gehele Engelse markt van dit produkt voorzag. Omstreeks 1630 waren nog alle kinderen uit haar beide huwelijken deelgenoten in deze compagnie.

Uit de echtverbintenis van Hans van Aelst met Godeline de la Rame werden de volgende kinderen geboren:

1. Andries Jansz. van Aelst, boekdrukker en boekverkoper te Zutphen, mede- eigenaar van een koper- en papiermolen te Apeldoorn (ca. 1623). In verband met de Apeldoornse kopermolen wordt hij daar al in 1619 genoemd; hij staat bekend als een zeer bekwaam boekdrukker. Andries Jansz. van Aelst was gehuwd met: a. Neelgen Jansz.; b. Grietghen Andries (?). Hun kinderen zijn betrokken geweest bij het koper- en papierbedrijf te Apeldoorn. Andries Jansz. van Aelst overleed in 1637. Hij was op 17 september 1606 burger Van Zutphen geworden en vestigde er een papierhandel, uitgeverij en boekwinkel, die de naam droeg „in den beslagen Bijbel” en gelegen was in de Lange Hofstraat bij het Wijnhuis. In 1630 vertrok Van Aelst naar Apeldoorn na de verkoop van zijn bedrijf aan Christoffer Lomeijer. De uitgaven van Lomeijer stonden op veel minder hoog peil dan de buitengewoon fraaie drukken van zijn voorganger Van Aelst 12). Onder Andries van Aelst en zijn nakomelingen nam de papierfabricage op de molen te Apeldoorn een steeds groter omvang aan. In het hierna volgende gedeelte komen we uitvoerig op deze molen terug.

2. Lodewijk Jansz. van Aelst, met zijn broer Andries Jansz. deelgenoot in de Apeldoornse koper- en papiermolen. Hij woont in Apeldoorn en was gehuwd met: a. Geertrui Elbers; b. Catharina Bisschop.

3. Frans van Aelst, geb. ca.1581. koperslager en papierhandelaar. Hij pacht in 1614 de Hulsberger oliemolen; samen met Peter Jacobs verkoopt hij in 1615 twee kopermolens in het kerspel Velp. Frans van Aelst krijgt van de Arnhemse magistraat vergunning voor het bouwen van een koperoven in de Ketelstraat te Arnhem (1616). Hij nam na de dood van zijn stiefvader diens papiermolen over (1625). Frans was gehuwd met Judith Mom.

4. Truitgen van Aelst.

5. Lyntje van Aelst, geh. met Willem Jaspersz. van Meurs van Arnhem. Zij was de moeder van de bekende plaatsnijder en boekdrukker Jacob Meurs te Amsterdam.

6. Lieffken van Aelst.

Uit het huwelijk van Hans van Aelsts weduwe, Godeline de la Rame, met Pieter Jacobsz. van de Poel stammen: Pieter, Abraham en Geertrui. Pieter en Abraham dreven te Amsterdam een papier- en tabakshandel. Abraham vestigde zich later te Londen als vertegenwoordiger van bovenvermelde papiergroothandel. Geertrui van de Poel huwde met de vervaardiger van kantoorboeken Abraham Willemsz. van Beyerland, die tevens als houder van „civetkatten” één der voornaamste parfumhandelaren van ons land was. Verder verwierf hij bekendheid als mysticus en als uitgever der werken van Jacob Böhme. De geslachten Van Aelst en Van de Poel hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in het economische en culturele leven van ons land.