Paragraaf index

 

Meesters in de edele kunst van het papiermaken

Nu willen we nog even het volle licht laten vallen op de papiermakers van de Veluwe, een groep van harde werkers en gedegen vaklieden, die eeuwenlang een goede naam hebben weten te verschaffen aan het Veluwse papier. De kunst van het handpapiermaken vereiste een jarenlange opleiding en een gedegen vakmanschap. Het valt dan ook volkomen te begrijpen, dat de papiermakers trots waren op hun beroep. Het vak van papiermaker was echter lang niet altijd rozegeur en maneschijn. De werktijden van bazen en knechts duurden soms van half drie ’s morgens tot zeven uur in de avond.
Het verblijf in de vochtige ruimten bevorderde niet bepaald de gezondheid; het voortg durend gebukt staan bij het werk - vooral voor de leggerjongens - was oorzaak, dat vele papiermakers kromme benen, "papiermakersbenen” kregen. ~ Tegen hard werken en wat moeite zagen de papierfabriekanten echter niet op. Vaak liepen de Apeldoornse papiermakers - een pak papiermonsters op de rug - vanuit hun woonplaats naar Harderwijk. Daar namen ze de boot op Amsterdam, bezochten in die stad hun factoors en andere relaties of reisden naar elders gelegen plaatsen voor het aanknopen van nieuwe connecties. Soms reden ze mee met hun eigen voerlui, wanneer deze het af te leveren papier naar Harderwijk of Amsterdam brachten.
In de tweede helft der 19c eeuw gaat door de invoering der papiermachine de handpapiermakerij met snelle schreden de ondergang tegemoet. De waterpapierbedrijven .
leveren geen lonend bestaan meer op en worden in de meeste gevallen omgezet in wasserijen. Weldra komt het einde van de eens zo bloeiende handpapierfabrikage.
Nu ben ik in dit stukje over de Veluwse handpapiermakers jammer genoeg genoodzaakt nader in te gaan op enige publikaties, waarin door onbekendheid met de juiste omstandigheden en feiten, een volkomen foutief beeld wordt gegeven van de vroegere papierbereiders op de Veluwe 131). De schrijvers daarvan trachten ons wijs te maken, dat de papiermakerij eigenlijk niet de voornaamste bron van bestaan vormde voor de Veluwse papiermakers. Volgens hen was voor deze mensen de landbouw hoofdzaak en de papiermakerij slechts bijzaakl Ze zouden in de grond van de zaak niet anders dan boeren zijn geweest! Een dergelijke onjuiste en dwaze bewering, die kant nog wal raakt, menen deze schrijI vers te moeten gronden op het feit, dat de papiermakers op de Veluwe in de regel bij hun molens een boerenbedrijf hadden. Maar dat was niet alleen het geval in onze streken; een dergelijk gedoe bezat iedere papiermaker, of hij nu woonde op de Veluwe, in het overige Gelderland, in Duitsland of Frankrijk. Of waren die buitenlandse papierbereiders met hun vaak wereldberoemde namen in de grond van de zaak ook alleI maal boeren? Het overgrote deel der Veluwse molens lag niet in de steden, maar op het platteland, dikwijls ver verwijderd van de kom der dorpen. Voor de voedselvoorziening van depapiermaker en zijn gezin, benevens voor die van de inwonende knechts, leerjongens en dienstmaagden was het landbouwbedrijf een welkome aanvulling. Het was echter niet groot genoeg om het belangrijkste middel van levensonderhond voor het gezin te vormen.
Maar niet alleen de papiermakers, ook scholten, predikanten en chirnrgijns, ja letterlijk alle bewoners van het Veluwse land hadden een dergelijk agrarisch gedoe. We lezen zelfs dat stadhouder Willem III bij het Loo een landbouwbedrijf bezat met "Sijne Hoogheids .
koeien”. Zou iemand naar aanleiding hiervan in ernst durven beweren, dat Willem III eigenlijk een boer was en zo tussen de bedrijven door ook nog een beetje voor stadhouder speelde? Waarom laat men een dergelijke vreemde conclusie wel gelden voor de Veluwse papiermakers, doch niet voor de scholten, geestelijken en doktoren? Waren lieden met namen als Van Aelst, Orges, Munnickhuysen, Potgieter, Tonissen, Schut, Pannekoek, Van Delden, Berends, Sanders, Van Gerrevink, Van Houtum - om er slechts een paar te noemen - in hoofdzaak landbouwers? Neen, deze mensen waren geen boeren van beroep, maar uiterst vakbekwame werkers, l die met algehele inzet van hun persoon in dagelijkse noeste arbeid en met grote kennis van zaken hun bedrijven leidden en opbouwden en het Veluwse papier bekendheid gaven in de wereld. Vooral het hier vervaardigde witpapier genoot zowel in ons land als ver over de grenzen een goede naam.
Hoe hoog de kundigheid der Veluwse papierbereiders in het buitenland stond aan geschreven blijkt uit een stuk van 26 augustus 1688, dat ridderschap en steden " van het kwartier van Veluwe op verzoek der gezamenlijke Veluwse papiermakers richten aan stadhouder Willem III. Hieruit vernemen we, dat een zekere Daniel Roussillon - handelende in opdracht van de "compagnie der papiermaeckers van Suthampton (Southampton) in Engeland” - probeerde door "schone beloften” de papiermakersknechts te bewegen hun dienstverb‘and voortijdig te verbreken en op papier:molens in Engeland te gaan werken. De Veluwse papiermakers verzoeken de prins ; door zijn "hoogh gesagh” de voomoemde Daniel Roussillon te doen aanzeggen "dathij voortaen geene papiermaeckers kneghts sal hebben te misleijden om buiten tijts van haere meesters te lopen, ten eijnde geen meer luiden daerdoor in verlegenheijt mogen geraecken”. Aldus de korte inhoud van het verzoek aan Willem III, dat de bekwaamheid der Veluwse papiermakers in een helder licht stelt. Roussillon zou geen moeite gedaan hebben voor het ronselen van "prutsers”. Boeren waren er genoeg in Engeland, ervaren papiermakers niet. Deze laatste zocht men blijkbaar in de eerste plaats op de Veluwe. Nu moet men uit het bovenstaande volstrekt niet opmaken, dat ik geringschattend zou denken over de landbouwers en hun bedrijf. Verre van dat. In tal van publikaties over het vroegere papierbedrijf in Nederland lezen we, dat in het rampjaar 1672 een groot aantal Veluwse papiermakers bij de nadering van het Franse leger de Wijk nam naar Holland en daar aan hun Zaanse collega’s de kunst van het wit papiermaken leerden. Dit laatste lijkt me in elk geval onjuist; ik kan me niet voorstellen dat men toentertijd aan de Zaan nog niet zover was. Wat het gedeelte over de vlucht van 2 de papiermakers betreft, hierin schuilt slechts een kern van waarheid. Bij de komst der Fransen zijn inderdaad veel papiermakers naar de omringende steden gevlucht, enkele misschien naar Holland. De eersten keerden - vrijwillig of onder dwang - al gauw op E hun molens terug.Wat de naar Holland uitgewekenen aangaat, hun aantal kan niet groot geweest zijn, want voor de inval der Fransen in 1672 en na hun vertrek (1674) vinden we op de papiermolens in Apeldoorn en omgeving nog steeds dezelfde namen van papiermakers. Het is merkwaardig, dat een stuk uit 1672 over het wangedrag der Franse troepen op de Veluwe heel duidelijk onderscheid maakt tussen "huisluyden en pampiermakers”. Hier wordt scherp de nadruk gelegd op het uitzonderlijk beroep van laatstgenoemden en terdege het verschil aangegeven, dat er bestond tussen het vak van papiermaker en de werkzaamheden der "huysluyden”, waarmede in dit geval de overige bewoners zijn bedoeld.
De stichting van een papiermolen vergde vaak belangrijke uitgaven. Reeds in de begintijd der Veluwse papierindustrie was dit het geval. De bekende Arnhemse boekdrukker Jan Jansen, die in 1613 een papiermolen liet timmeren op de bouwhof Klein Hattem, zegt dat hij deze aldaar met grote kosten "jae mit ettelicke duysenden” heeftdoen stellen. De timmering van een molen, de inrichting, het graven en het geregeld onderhoud der beken en sprengen, de jaarlijks terugkerende en vaak zeer hoge erfpachten van water en grond, benevens de noodzakelijke vernieuwingen aan gebouwen, molenhoofd en werktuigen vroegen telkens weer belangrijke bedragen. Al die rompslomp en kosten alleen voor een nevenbedrijf? Dwaasheid, dan hadden de papiermakers zich beter uitsluitend bij hun "hoofdberoep” - het landbouwgedoe - kunnen bepalen. De genoemde schrijvers beroepen zich tot staving van hun vreemde beweringen vooral ook op een mededeling in een boek uit het midden der vorige eeuw. Ze vergeten daarbij, dat in die tijd de handpapiermakerij door toenemende concurrentie der machinale papierbedrijven dikwijls al een kwijnend bestaan leidde. Sommige molens- meestal de kleinere - lagen een enkele keer voor een deel van het jaar sti1,het landbouwbedrijf hield de desbetreffende papiermakers nog in leven. Vandaar dat deze mensen uit gingen zien naar een ander middel van bestaan. Nu zou het volkomen Iogisch en voor de hand liggend zijn geweest, wanneer de papiermakers hun molens maar gingen afbreken of verkopen en zich uitsluitend bepaalden bij hun "voomaamste beroep”, de landbouw. Vreemd genoeg doen ze dit niet, bijna alle papiermakers, die volgens bedoelde schrijvers eigenlijk in de eerste plaats boeren zouden zijn, handelen precies andersom . . . en warden wasbazen! Ze zetten hun molens om in wasserijen en ploeteren dag en nacht teneinde een nieuw bestaan op te bouwen. Dit vond zijn oorzaak in het feit, dat deze mensen geen landbouwars waren maar fabrikanten in hart en nieren! Heel deze gang van zaken vormt alleen al een afdoend bewijs voor de onjuistheid der boven gesignaleerde beweringen. Ik heb gemeend hiertegen stelling te moeten nemen.Want naar mijn vaste overtuiging doet een dergelijk dwaas geschrijf schromelijk tekort aan de verdiensten der Veluwse papiermakers (zie in verband met het bovenstaande ook: H. K. Roessingh, Beroep en bedrijf op de Veluwe in het midden der 18e eeuw, _ H. A. G. bijdragen 13, Wageningen 1965 en eveneens het artikel "Apeldoorn, Centrum der Veluwse watermolens” van mijn hand in het "Gelders Molenboek”, Doetinchem 1967).

Rekwest van Veluwse papiermakers tegen een invoerverbod op lompen (1721)

Evenals hun vakgenoten elders in Nederland kochten de Veluwse papierbereiders de benodigde linnen lompen meestal bij lompenhandelaars in de steden van het oosten en westen des lands. Deze leveranciers betrokken de voor de papierfabrikage onontbeerlijke grondstof niet alleen uit de steden en dorpen van het eigen land maar voor een zeer groot deel ook uit het buitenland. Vooral de gebieden langs de oostgrens leverden l veel linnen lompen. l Op een geregelde aanvoer zijn de vele oorlogen vanzelfsprekend van ongunstige inl vloed geweest. Maar de herhaaldelijk in Europa optredende pestepidemieén hebben telkens in veel sterkere mate de invoer van lompen gestagneerd en zelfs gedurende geruime tijd geheel doen ophouden. De gevreesde pestziekte, die meestal grote delen van Europa teisterde en waartegen men toen zo goed als machteloos stond, eiste steeds duizenden slachtoffers. In de winter van 1635/ 36 betrokken slecht geklede en E gevoede Franse hulptroepen winterkwartieren in de dorpen en gehuchten op de Veluwe.
Onder de soldaten brak een pestziekte uit, die ook de bewoners van de Veluwe aantastte en bij honderden wegrukte. De ziekte sloeg over naar de steden in het oosten en westen van ons land met alle vreselijke gevolgen daaraan verbonden. In Deventer maakte de pestilentie in een half jaar tijds ongeveer 3000 slachtoffers, in 1656 viel er meer dan de helft der bevolking aan ten offer.
Vanzelfsprekend stelde de overheid alles in het werk om de pest buiten de landsgrenzen te houden. Vandaar de telkens uitgevaardigde plakaten tegen de invoer van lompen, die in hoge mate een ’bron van besmetting voor de bevolking konden vormen. De papiermakers werden natuurlijk de dupe van deze invoerverboden. Ze deden dan ook alle mogelijke moeite om verzachting of opheffing van de afgekondigde maatregelen te verkrijgen.
In dit verband moeten we het contract zien, dat op 12 mei 1721 door een aantal Vaassense papiermakers werd gesloten en waarbij ze de predikant Samuel ab Hoogland en twee hunner collega’s machtigden namens hen op te treden, teneinde alles te doen om verlichting van het plakaat te krijgen, dat "kort geleden tegen de invoer van lompen is uitgevaardigd”. Uit dit laatste blijkt duidelijk, waarover het hier handelt.
Het gaat zonder twijfel om het plakaat van 7 april 1721, waarbij de Staten van Gelderland de invoer van lompen in hun gewest met wagens, schepen en door vodden dragende joden verbieden wegens de pest, die op verscheidene plaatsen in Europa is uitgebroken en zich meer en meer verspreidt. Bij overtreding zullen zowel de lompen als de schepen en wagens onmiddellijk worden verbrand. Voor de Gelderse papiermakers bracht een invoerverbod op lompen al gauw stilstand der molens met zich mede, hetgeen op de duur zelfs tot volkomen ondergang van hun papierbedrijven zou -‘ kunnen leiden. Vandaar dat wel gezegd werd, dat de papiermakers een gebrek aanlompen meer vreesden dan de pest! We weten niet of inderdaad een rekwest door de Vaassense papierbereiders is inl gediend. Waarschijnlijk hebben ze over de zaak contact opgenomen met de andere f collega’s op de Veluwe. Een gezamenlijk optreden van alle Veluwse papiermakers zou 'i bij de overheid misschien meer effect sorteren dan een zuiver plaatselijke actie. Hetgemeenschappelijk overleg heeft geleid tot het richten van een rekwest der Veluwse papierbereiders aan de Staten van Gelderland. Bij een afschrift van dit schrijven bevindt zich een lijst met de handtekeningen van 87 meesterpapiermakers op de Veluwe, waaronder 19 uit Vaassen en 45 a 48 uit het ambt Apeldoorn. Deze getallen vormen opnieuw een duidelijk bewijs van de grote betekenis van de toenmalige papierindustrie in Vaassen en Apeldoorn.
De rijksarchivaris in Gelderland was zo vriendelijk mij attent te maken op dit nog niet eerder gepubliceerde stuk, (Oud archief der gem. Arnhem, inv. nr 4952 nr 22 berustend in Rijksarchief in Gelderland) dat onze kennis over de papiernijverheid op de Veluwe ten zeerste verrijkt. In genoemd rekwest vinden we de papiermakers zelf aan het woord. Zonder enige opsmuk vertellen ze ons van de uiterst nadelige gevolgen, die de voortzetting van een totaal invoerverbod op lompen voor henzelf en voor tal van andere mensen met zich mede zal brengen. De papiermakers en hun gezinnen zullen door het stilstaan der molens geruineerd worden en tot armoede vervallen. De moleneigenaars missen voortaan hun pachtgelden, de papiermakersknechts zullen "verlopen” en buiten de Veluwe werk gaan zoeken, waardoor de goede vakmensen van de Veluwe verdwijnen. Het buiten werking zijn der molens veroorzaakt grote schade aan het molenwerk. De talrijke ambachtslieden, die voor een geregeld onderhoud van molens en werktuigen zorgen, benevens de daghuurders en anderen, zullen "haar werck verliesen en haar dagelix loon missen soo dat er eenige duijsenden menschen om soo te spreecken, bijnae aan geen broodt sullen weten te komen.” Volgens de papiermakers is het zelfs niet ondenkbaar, dat de provincie Gelderland door een langere "continuatie” van het verbod op de invoer van lompen "de papiermaeckerije” geheel zou "quijt raecken” aan Holland en andere provincies. Om al deze redenen wenden de Veluwse papiermakers zich met een rekwest tot de Staten van Gelderland, waarin zij opheffing of verzachting vragen van het invoerverbod op lompen. Wegens het belang van dit stuk lijkt het ons gewenst de inhoud daarvan in zijn geheel weer te geven:

,Aan die Edele Mogende Heeren Staeten des Furstendombs Gelre en Graeffschaps Zutphen.
Edele Mogende Heeren,

Vertonen met schuldigh respect de onderges.. meesters papiermaeckers in Veluwen en Veluwenzoom, door het emaneren van het placaat van desen Furstendom Gelre en de Graeffschap Zutphen in date den 7 april 1721 waarbij absoluten invoer van lompen is worden verboden, in een seer slegten miserabelen staat sijn gebragt. Dewijl op de papiermolens sedert die tijt alle den voorraad ver' werkt sijnde, seer veele en ontallijcke (= ontelbare) menschen daarbij albereeds 3 een irreparabile (= onherstelbare) schaede geleden hebben, en bij continuatie van dat absolute verbot al verder sullen kennen te lijden. Doordien de papiermolens stil staende niet alleen de papiermaeckers totaliter sullen werden geruineert, en met haere familien tot d’uiterste armoede vervallen.Maar oock dat de Eijgenaars sullen moeten missen haere pachten, het molenwerck door het stilstaan sal bederven, de knegten sullen moeten verlopen, en allerleij ambachtsluijden, daghuerders en anderen haar werck sullen verliesen ende haer dagelix loon missen, soo dat’er eenige duijsenden menschen om soo te spreecken bijnae aan geen broodt sullen weten te komen, ende alles dien aangaende te niet sal lopen, soo daar inne niet wordt voorsien. En dewijl bij ’t emaneren van ’t placaet van Haer Ho: Mog: de Heeren Staeten-Generael deser Vereenigde Nederlanden in dato den 12 September laestleden alleenlijk absolute verboden is den invoer van waaren vallende in een gedeelte van ’t Coningrijck van Vranckrijck naementlijck in die provintien, die aen de Middellantse Zee leggen te reeckenen van ’t Coningrijck van Spanje tot aen Piemont toe, en dat de waaren vallende in andere oorden van Vranckrijck mogen worden ingevoert, _ als daarbij vertoont word, behoorlijcke beéedigde attestatie, waarbij blijckt, waer deselve goederen sijn van daan gekomen, ende dat die niet sijn gekomen, noch .
gevallen in eenige plaetsen, daar eenige infectie is, off in twee jaeren herwaards gewest is, als te sien bij den 5e articul van ’t selve placaet.
, Ende dat oock uijt Vranckrijck immers niet uijt die geinfecteerde plaatsen geen lompen in deze provintien kunnen komen, off getransporteert worden, omdat de costen thienmael soo veel soude bedraegen, als de waarde der lompen.
Jae dat selffs oock uijt de naest gelegene provintien van Vranckrijck noijt lompen E in dese geunieerde provintien gekomen sijn, maar wel uijt dese provintien veri voert sijn geworden tot de naest bijgelegene provintien van Vranckrijck ut sub A. En dat om hetselve te beletten oock door de Hooch Mogende Heeren Staeten! generael een groot beswaar gelegt is op de uijtgaande lompen nae Vranckrijck en Engelant. Cunnende de Supplianten Uw Ed: Mog: met waarheijt verseeckeren, dat maar seer weijnige lompen even boven Keulen vandaan komen, ende dat alle de anderebeneden Keulen als tot Dusseldorp, Ordingen(?), Duesbergh, Wesel en Embrick (Emmerik) ende die omliggende kleinder plaetsjes vallen, en vandaar herwaards gevoert worden, gelijck er noch wel komen uijt het Twente en Vrieslant, in alle welcke plaetsen door Gods goetheijt geen besmettelijcke Sieckte bij off omtrent is.
En dat daar en boven bij alle Duitse Vorsten alle behoorlijcke precautien (= voorzorgsmaatregelen) tegen de doorbreeckinge van de smettende Sieckte wordende genomen, die lompen van daar komende, soo veel te minder verdagt konnen gehouden worden. Dat het oock eijntlick niet sonder redenen te vresen is, dat langer continuatie van ’t absolute verbot vanden invoer der lompen dese ? provintie van Gelderlant geheel en al soude kunnen genomen worden en quijt E raecken de papiermaeckerije, en overgebragt worden in Hollant en andere pro? vintien daer het niet verboden is te negotieren in lompen mids leverende be‘ hoorlijcke attestatie als boven. Om alle welcke redenen de supplianten seer dieni stelijck en ootmoedigh sijn versoekende en smeeckende, dat Uw Ed: Mog: l wederom gelieve te permitteren en open te stellen den invoer van de lompen,mids dat met behoorlijcke attestatie worde aangetoont, dat die lompen komen van l plaetsen, alwaar bij off omtrent geen infectie is, off in twee jaeren niet geweest ’is, en dat in soo verre het Landelijcke placaat van den 7 April 1721 magh werden verandert.

Dit Doende

De bij het bovenstaande rekwest gevoegde lijst met handtekeningen van Veluwse papiermakers bevat de volgende namen:

Heerde (de andere plaatsen zijn niet Neuij Kornelus
aangeduid) Aalbert Jansen Schuuringh
Sebus van der Beek Reinder Korthals
Derck Meijer Loogh Korthals
Dries van Ernst Willem Pannecoek
Hendrik Jurriens van den Dullink Tonis Huijbers
Jan Jansen van Koven (?) Gerret Hessels Leemhorst
Derck Reijdes Willem Jacobs Krijt
Derk Aars Klaas Klaasen Weegenaar
Pietter Douwe Jan van Munnikhuijsen
Jan Dockter Willem van Munnikhuijsen
Jan van Noorle Heijmen van Vemde
Jacob Luussijnck Jansen Korthals
Wijghman Krijns Klaas Schuringh
Abraham Broekhuijsen Hendrik Dries
Petrus van Gerrevink Jurren Jans Aelt Berrevelt Hermen Klein Hendrick Barenst Theunis Velthuisen
Wilhelmus van Laar ` Jan Willems Meijringh
Lucas Wolbrink Cornelis Lubbers
Jan Berghorst Jacob van Putten
Wolter Muller Jan Stevens Ritbroek
Lucas Coldeweij Cornelis Willems Meijrinck
Jacob Hagedoom als meede voor Klaes Greeve
Gerret Brouwer Hermen Sebis
Willem Oculij Theus Cornelis
Johannis Kluppel Jan Hermens
Derek van Merder Maas Sanders Trijl
Geurt Pannekoek `Hendrick Wemers
Willem Bitter Berren Hendrijsk
Gerrit Kroon Bertolt te Water
Willem Kroon ` Daniel Jansen Schut
Ambrosius Abraham Broeckhuijsen Jan Gerres Hyssijnck
Johannes Ledeboer Gerrit Westerik
Jurijan Bloemkolk Evert Tulleken
Gerrit Lubberts Lambertus Ritbroek
Klaes van Amersfoort Peeter Cornelijssen
Aert Lubberts Hermaenys Lijch
Jan Jacob van Till Johanis Lubberhuisen (?)
Peter Jans (?) Derk Schoonman
Teunus Comelessen Kasper Schoonman
Jacob Wemers Bitter Jan Maassen de Goeijen
Hendrick Light Maas Henderikx de Goeijen
Berend Anthonij Jan Hummen
Jacob Jansen van Till

Uit de handtekeningen blijkt, dat de meeste papiermakers behoorlijk of zelfs uitstekend kunnen schrijven. Het vormt een bewijs te meer van hun aparte sociale status. Verder bevestigt het rekwest nog eens overduidelijk, dat de Veluwse papierbereiders geen boeren waren maar industriélen, die door hun bedrijven aan vele mensen werk verschaften.

Bij het rekwest is een op 30 september 1721 gedateerde ondergetekende verklaring gevoegd van een aantal Amsterdamse kooplieden en factoors in papier en van handelaren in lompen en vodden, die als volgt luidt:

"Wij ondergeschreeven alle kooplieden en factoors in papieren en in Lompen of Vodden, zijnde Burgers en Inwoonders binnen deese stad, verklaren Dat bij ons onbekend nogh ooijt gebleeken is, dat eenige Lompen of Vodden uijt Vranckrijk (’t zij te water of te landt) in de Provintie van Holland of in deese stad zijn ingebragt, ofte gekogt, verkogt, verwerkt ofte versonden naar andere quartieren, omme aldaar verwerkt te werden.
Dat wij ook nooijt eenige lompen of vodden uijt Vranckrijk hebben ontbooden, , ofte binnen deese stadt off Provintie hebbe laten komen ofte brengen, ’t zij om verkogt, verwerkt ofte naa andere plaatsen gesonden te werden.
Dat wij reeds van competente ouderdom zijnde, verklaren, dat wij ooijt off ooijt van onse ouders hebben gehoord practicabel te sijn geweest, datter lompen of vodden, uijt eenige Staten van Vranckrijk, naa deese Provintie, zijn gebragt: te meer om dat sij haar stoffen selfs noodigh hebben door de meenigte van molens die daar sijn, dienvolgens word ons verseekert dat se selfs daar niet moogen uijtgevoert worden. Alle ’t welcken wij verklaren d’opregte waarheijt te sijn, met presentatie omme des noodt sijnde, hetselve ten allen tijden, met solemneelen Eede te bevestigen: ’T oirkonde deese geteekent in Amsterdam den 30e September A0 1721. was o.a. getekend door de volgende personen:

Charles Sebille Matthijs Simons & Soon 1
De Wed. Ysb. Vincent & Soon David Raket Cais (?) Zoon
David Wilmerdonx Junior Tho Walton
Jacob Raket Josias Zoon Fredk & Gerards Stegman
B. van Gerrevink Jan Swart
J. D. Winter Pieterszoon Jacobus Ligthart
Harmanus Put & Zn., factoors Paul Sebille
Engelbert Haak, factoor Paulus van Hemert Jz.
Lambertus van Laar, factoor Jan Veltman

Het Historisch Museum Moerman en de handpapiermakerij in onze woonplaats

Het museum te Apeldoorn bezit een kleine maar unieke verzameling over de oude Veluwse handpapierindustrie. Al direct valt het pronkstuk der collectie op: een bijzonder fraai en uiterst nauwkeurig uitgevoerd model van een der drie papiermolens van het inmiddels verdwenen molencomplex "De Stinkmolen” op de Grift te Apel' doom. Dit waardevolle kunstwerk - lang 1.34 m, breed 1 m, grootste hoogte 0.75 m en vervaardigd door de meubelmaker Huigen bevat zo goed als alle in een papiermolen gebruikte werktuigen. Ook de hangzolder en hangschuur ontbreken niet, terwijl het waterrad de hamers in beweging kan brengen. Alleen al vanwege dit model kan men een ieder die belang stelt in de oude papierindustrie, een bezoek aan het museum aanraden. Verder bevindt er zich een originele hamerbak, waarvan nog maar een enkel ! exemplaar in ons land voorkomt. De thans overleden molenmaker G. J. Post schonk enige jaren geleden aan het museum een door hem gemaakt model van een "hamermolen”, bestaande uit vier hamerbakken en een hollander. Een interessant stukje werk, vooral ook doordat het ons laat zien op welke wijze door één waterrad een viertal hamer _. bakken in beweging wordt gebracht.
In enkele vitrines bevinden zich modellen van voorwerpen, die de eerder genoemde molenmaker Post eveneens ter beschiking stelde van het museum. Hiertoe behoren een kollergang, een lompenzeef en een natpers.
Zeer merkwaardig is het kasboek van een Apeldoornse papiermaker uit het midden der 19c eeuw, waarin de dagelijkse ontvangsten en uitgaven - ook die van het gezin - staan opgetekend. We lezen over de verkoop van papier, de aankoop van een kalf en een "hoed voor Reinier”.
Een aantal fraaie reproducties naar tekeningen van de bekende kunstschilder Willem Bastiaan Tholen (1860 - 1931) verschaft ons een duidelijk beeld over de oude handpapierbereiding. De talentvolle Tholen heeft nog juist op tijd (ca. 1907) in tal van , buitengewoon mooie afbeeldingen de sfeer in de oude Veluwse papiermolens op onnavolgbare wijze en volkomen natuurgetrouw weten vast te leggen. Deze thans wereldberoemde tekeningen zijn door Tholen op de Stinkmolen te Apeldoorn vervaardigd.
De complete serie originelen bevindt zich in het museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam.
Er is in het Hist. Museum Moerman nog meer te vinden over de handpapiermakerij van Apeldoorn en omgeving. Gaat u er zelf maar eens kijken.