Paragraaf index

Het proces verbaal over de koperen ring

Direct na zijn vrijlating is G. v K. naar het huis van zijn vrouw en schoonmoeder getrokken en probeerde in een ladekast een ring te zoeken. Zijn vrouw had al eens gezien dat deze ring net na de moord op Houtjes in zijn bezit geweest was. Zijn vrouw en zijn schoonmoeder hebben de ring naar de politie gebracht die er uitgebreid onderzoek naar gedaan heeft.

Het volgende proces verbaal is door mij in de openbare politiearchieven gevonden en voor zover mogelijk uitgewerkt. Het waren in totaal 6 bladzijden waarvan hieronder de eerste bladzijde getoond is.



Wat er daarna met deze nieuwe feiten gedaan is, is niet bekend. Dat is nogal vreemd want het gaat hier toch echt om nieuw bewijsmateriaal. Waarschijnlijk heeft G.v K. zich uit de voeten gemaakt om het stof te laten neerdalen.

Proces verbaal 1542
Op 13 September 1918 vertoonde Hendrika Koestapel, oud 56 jaren, echtgenote van E. van Burik, wonende Ugchelseweg 53 te Apeldoorn mij, Martinus van Hooydonk, hoofdagent, rechercheur, tevens onbezoldigd rijksveldwachter te Apeldoorn, mij een gladde koperen herenring in de binnenkant waarvan de letters J. S. en verklaarde mij als volgt:
Op de avond van den zelfden dag dat Gijsbert van Kooten uit zijnen voorlopige hechtenis is ontslagen, kwam hij te mijnen huize en staande in mijne keuken zag ik hem zoeken in de lade van het hem toebehorende linnenkastje.
G. van Kooten zei mij niet wat hij zocht en ik vroeg het hem ook niet.
Ik gaf hem te verstaan dat ik er voor en na zijn arrestatie niet in gezocht had.
Later vond mijne dochter in den bovenste lade van haar linnenkast een schijnbaar gouden gladden ring die zij mij overhandigde.

Na afloop van het verhoor is de ring door de hoofdagent in beslag genomen.

Ook Marie Huibertje Geziena van Diggelen werd gevraagd. Oud 36 jaren, zonder beroep, wonende Arnhemscheweg 158 die verklaarde als volgt:
In de maand Maart 1916 maakte ik voor de thans vermoorde J. Houtje diens linnenkasten schoon waarbij ik een gladden Heerenring vond, die naar het mij toekwam van goud was. Ik toonde Houtjes de ring die blijkbaar niet eens wist dat hij den ring bezat. Ik poetste de ring op en merkte hierbij op dat in den binnenzijde van den ring een vierkant stempelmerk zich bevond waarin naast elkander de letters J en S voorkwamen.
Ik sprak hierover met mijn moeder zeggende dat zijn juist de begin en eind letters van Houtjes voornaam.
Ik begaf mij met dezen ring naar de goudsmid Marjenberg te Apeldoorn door wie ik den ring liet onderzoeken en die mij meedeelde dat de ring van koper was.
Ik heb de ring daarna teruggegeven aan Houtjes die hem eerst nog enkele dagen aan een zijner vingers heeft gedragen doch dan heeft hij hem weer afgedaan.
Waar Houtjes de ring toen heeft gelaten weet ik niet.
Marie bevestigd hierna dat de getoonde ring dezelfde is.

Ook de moeder van Marie van Diggelen, Petronella de Blaauw, oud 64 jaren, weduwe van Pieter Anne Gezienus van Diggelen (n.b. van Henk Weltje: overledene was Advocaat Procureur en is op 62 jarige leeftijd op 17-09-1913 overleden) bevestigt dit verhaal en herkent de ring.

Ik herinner mij dat mijne dochter M.H.G. van Diggelen voor ongeveer twee jaren een ring in haar bezit had, die zij naar zij mij meededeelde bij het schoonmaken van de kasten van J. Houtjes had gevonden.
Ik herinner mij verder dat het een gladde heerenring was, waarin zich een vierkant merk bevond waarin blijkens mijne dochter zij destijds meedeelde de letters J.S. voorkwamen zodat wij er te samen nog over spraken dat deze beide letters juist de voorste en achterste letter waren van J. Houtjes voornaam daarin waren.
Ik herinner mij verder dat mijne dochter dezen ring bij goudsmid Marjenberg heeft laten onderzoeken en voor deze de boodschap medebracht dat de ring niet van goud doch van koper was.
Den door u aan mij vertoonden ring komt in alle opzichten overeen als vorm en kleur als wat grootte betreft met de ring destijds door mij en mijn dochter gezien en ik heb de volle overtuiging dat het dezelfde ring is.
…… terug en dan gezien heeft dat Houtjes den ring enigen dagen aan zijne vingers droeg en zij toen bij Houtjes erop aan heeft gedrongen den ring niet te dragen daar de menschen anders eens konden denken dat hij gedrogeerd was, waarop Houtjes den ring niet meer droeg.

Op 14 september daaraan volgende is door mij gerelateerd gehoord.
Hendrina van Burik, oud 33 jaren, echtgenote van G. van Kooten en wonende Ugchelseweg 53 te Apeldoorn, die verklaarde als volgt:
Zondag voor den dinsdag waarop mijn man G. van Kooten als verdacht van moord werd gearresteerd zag ik dat mijn man in zijn hand had een gladde vingerring, die naar het mij toeleek van goud scheen te zijn en dezen ring in zijn vestzak deed.
Ik vroeg mijn man, hoe kom je aan die ring waarop hij mij antwoord gaf hem gevonden te hebben.
Ik wist niet waar mijn man met de ring verder was gebleven.
Op den avond van zijn ontslag uit voorlopige hechtenis kwam mijn man bij ons aan huis ten huize van mijn ouders en zocht in de lade van ons linnenkastje waarin hij ook zijne patronen en kruit en hagel bewaard, doch zeide mij niet wat hij zocht.
Dinsdagavond j.l. kwam mijn man die sedert zijn ontslag uit den hechtenis niet meer bij mij woont .. bij mijne ouders …en vroeg mij waar ik dien ring gelaten had.
Ik begreep toen dat hij den schijnbaar gladde gouden ring bedoelde, die ik twee dagen voor zijne arrestatie in zijn bezit gezien had, en vroeg hem waar hij dien ring dan neergelegd had, waarop hij mij het antwoord gaf, in de lade van ons kastje.
Ik zeide hierop dat ik niet had geweten waar hij den ring had neergelegd, doch beloofde hem bij daglicht de lade eens te zullen nazoeken.
Mijn man gaf hierop ten antwoord dat hij dan den daarop volgenden avond wilde terug komen om den ring op te halen.
Die zelfden avond nog zocht ik in bijzijn mijner huisgenooten bij lamplicht de lade onzer linnenkast na en vond hierin een ring die ik twee dagen voor de arrestatie van mijn man in diens bezit had gezien, welke ring ik op verzoek mijner moeder aan deze overgaf.
Mijn man is voor diens ring nog niet meer terug geweest om hem op te halen.
De getuige daarna den in beslag koperen gladde ring vertoonende verklaarde zij dat deze in alle opzichten gelijk is aan den ring door haar in de laden haar linnenkast gevonden en aan haren moeder overgegeven.

Door mij relevant nog gehoord:
Willem van Houssel, oud 27 jaren, bos arbeider inwonende bij E. van Burik Ugchelseweg 53 te Apeldoorn die verklaarde als volgt.
In het begin der vorigen week, mij in mijn kosthuis bevindende, welke datum het was weet ik niet, zag ik dat mijn nicht Hendrina van Burik, echtegenoote van G. van Kooten, in eene op tafel staande lade eener kast zocht en dat zij in deezer lade eenen gladde goud of koperkleurige vingerring vond.
Vrouw v. Kooten zeide, hier heb je nou den ring waar Gijs naar gevraagd heeft en ik hoorde dat zij het had over een merk dat in den ring stond doch ik heb zelf het merk niet gezien. De familie relatie tussen mij en vrouw van Kooten en dus ook tusschen mij en G. van Kooten is als volgt.
Mijne moeder was eene zuster van den vader van vrouw van Kooten zodat wij neef en nicht zijn.
Getuige daarna de door mij in beslag genomen koperen ring vertoonende verklaarde hij dat deze wat vorm en kleur betreft geheel overeenkomt met den ring in zijn bijzijn in de laden der kast gevonden.
Waarvan door mij verbalisand voornoemd is opgemaakt dit proces verbaal op afgelegden ambtseed.
Gedaan te Apeldoorn op 19 September 1918

Er zijn helaas weinig archieven over deze periode overgebleven maar misschien vind ik gauw nog iets.