Er liep in vroeger tijden een pad vanaf het Raadhuisplein in het centrum van Apeldoorn tussen de huidige Hoofdstraat en Nieuwstraat naar de Brinklaan. Dat pad heette waarschijnlijk de Vuyle Stege of Waterstraat bij de Brinck.

Deze wordt in diverse archiefstukken in de 16de tot en met de 18de eeuw genoemd. Het was een belangrijk pad.
14 Blinde Huur 1708 detailKaart uit 1708 met tussen de Hoofdstraat en de Nieuwstraat de Vuile Steeg. Links De Brink.

De naam doet vermoeden dat het er niet fris was en dat kon nog wel eens de schuld geweest zijn van de Leigraaf en de andere slootjes, die in dit gebied aanwezig geweest zijn. Pas in de eerste helft van de 20ste eeuw zal er een rioleringssysteem in Apeldoorn worden aangelegd en het ligt voor de hand dat het huisvuil via de aanwezige beken en sloten afgevoerd werd.

Toch meende Hardonk dat “Vuil” hier een andere betekenis heeft nl. die van begroeiing langs de kant van de weg.

Aangezien er weinig bekend was over deze steeg heeft Hardonk hier onderzoek naar gedaan. Alhoewel hij de echte ligging van de steeg nooit heeft gevonden meende hij wel een aantal conclusies uit zijn onderzoek te kunnen trekken.

Hieronder volgt een uitwerking van het onderzoek van Hardonk en een mogelijke verklaring van mij voor de niet door Hardonk opgehelderde zaken.
Maar zoals met elke opgehelderde zaak zijn er weer vele nieuwe vragen te beantwoorden. Zoals... Waar lag de Boencamp in het centrum van Apeldoorn en wie was Lubbertus Rodolphi. Een pastoor was het niet maar was het misschien een schout? We komen er wel achter maar het duurt altijd even ;-)


Hier eerst het onderzoek van Hardonk:


In het dorp Apeldoorn en naaste omgeving zijn sinds 1800 tal van oude oorspronkelijke namen van straten, wegen en paden verdwenen. Men begreep de betekenis van die benamingen niet meer of vond ze niet netjes of welluidend genoeg. Hierdoor is het ontzettend moeilijk – vaak meestal onmogelijk -  in Apeldoorn de juiste ligging van vele in oude stukken genoemde wegen, gebouwen en woningen te bepalen. Zo is dit ook het geval met de Waterstraat of Vuile Steeg. De naam die van ca. 1514 tot 1800 regelmatig wordt genoemd duidt niet op een vies onguur steegje. Een stege of steeg is een pad, een smalle weg, zowel in een stad als op het platteland. Vuil zal vermoedelijk slaan op een begroeiing langs de kanten met veel onkruid. Ondanks alle onderzoekingen is het nog niet gelukt de juiste loop van de Vuile Steeg vast te stellen.

De benaming Waterstraat – zonder Vuile Steeg – komt in 1514 voor bij de verpachting van de Hof in Apeldoorn aan Engel Hulmans, waarin o.a. staat: “Item tegens die Wedeme over oestwert een hofsteetgen mit een huys, westwarts die Waterstraat”.

akte

In het boven gereproduceerde gedeelte van een stuk van 1559 over goederen op de Veluwe van het Kapittel van St. Marie te Utrecht (R.A. Utrecht, arch. St. Marie. Inv. Nr. 384I, fol.67vo) komen beide benamingen Waterstraat en Vuile Steeg naast elkaar voor: “Particule dicta den boencamp ubi ad meridien De Brinck ad occasien de waterstraat ofte vuelestege ad septentrionem terra ecclesia in Apeldoren et ad ortum Lubbertus Rodolphi proxima ad iacent Devisa ut sequitur”. In vertaling luidt dit gedeelte: “Een stuk land genaamd de Boencamp waar ten zuiden de Brinck ten westen de Waterstraat of Vuelestege ten noorden het kerkenland in Apeldoorn en ten oosten Lubbertus Rodolphi zijn gelegen”.

(Note Henk Weltje: Met Lubbertus Rodolphi wordt waarschijnlijk ene Roelof Lubbertsz bedoeld, die in de markeboeken van Apeldoorn als gerechtsdienaar bekend was De Boencamp was waarschijnlijk een gebied met een enkele boerderij die waarschijnlijk gelegen heeft op de plek waar nu de huidige markt in Apeldoorn is).


In de rekeningen van het Kapittel van St. Marie over de jaren 1596 en 97 werd gesproken van de “watersloot ofte vuylstege”.

De bewoners van de Vuile Steeg werden in 1629 herhaaldelijk genoemd i.v.m. de beruchte inval van de Spanjaarden en hun Keizerlijke bondgenoten op de Veluwe. Bij hun aftocht wordt het dorp Apeldoorn leeggeplunderd en grotendeels platgebrand. Ook andere dorpen op de Veluwe ondergaan hetzelfde lot. Onder de in Apeldoorn verbrande huizen zijn er verscheidene gelegen aan de Vuile Steeg.

In de rekening van St. Marie van maart 1630 komen de namen voor van grondpachters in Apeldoorn, waarvan de huizen in 1629 door de vijand zijn verbrand en die om deze reden de pacht over het afgelopen jaar krijgen kwijtgescholden. Hoewel bij de namen van deze mensen niet vermeld staat waar ze wonen, kan uit een Staat van Bezittingen van St. Marie uit 1639 met zekerheid vastgesteld worden, dat de hier eerder genoemde personen aan of bij de Vuile Steeg woonden. Achter hun namen staat in de rekening over 1629/30 “vermits die brant niet”. Na de aftocht van de vijand hebben ze hun huizen weer opgebouwd, zoals uit de Staat van 1639 blijkt. We vinden in laatstgenoemd jaar aan of bij de Vuile Steeg de volgende personen als pachters van door het Kapittel van St. Marie uitgegeven stukken grond, “hofsteden” genaamd, waarop ze dan voor eigen rekening een huis konden bouwen. We laten thans de gegevens uit 1639 volgen:

“Een hoffstede daer een huijs op staet, die Hendrick Janss te gebruijcken plach gelegen aen de Oiustzijde van de vuijle stege, noort ende zuijden d’Heren van St. marien”. Deze Henrick Janss zal dezelfde zijn als de Henrick Jan Soch uit 1629.

“Een hoffstede daer een huijs op staet, gebruijckt Jan Stevens gelegen aenden brinck opten hoick van de vuijle stege, noort ende oistwerts de heren van St. marien”

“Een hoffstede daer een huijs op staet, gebruijckt Hugo Hermans gelegen aende oestzijde van de vuijle stege noort en zuijden de Heren van St. Marien, ende des Predicants hoff.”

“Een hoffstede gepacht bij Jan Roeloffsen Schoemaecker. Is gelegen aende oostzijde van de Vuijle stege, noortwest d’Weem, zuijdwest de Heren van St. marien”

“Een hoffstede daer een nieu huijs op staet, gebruyckt Derck Hermens, de Vuijle stege oostwerts, zuijdtw. Teus Toenissen, westwerts Teus Toenissen, voorss ende Derrick Hermensen, ende noortwerts pasterien goet.”

“Een hoffstede gepacht bij die weduwe gnt. Hermen Telingen, wordt mu gebruijckt bij Hermen Sweertveger, die vuijle stege oistwerts, zuijdwerst de Heren van St. marien, noortwerts des Predikants hoff, westwerts de weduw van Gerrit Maessen.”

De bovenstaande gegevens maken het mogelijk enkele tipjes van de sluier rondom de loop van de Vuile Steeg op te lichten. Zo bevond zich de hofstede van Jan Stevens bij de Brink “opten hoick van de vuijle stege”. Even later werd gezegd, dat de door Hugo Hermens gepachte hofstede zich uitstrekte langs de oostzijde van de Vuile Steeg en ten noorden en te zuiden o.a. begrensd werd door de hof van de Apeldoornse predikant. Ook de hofstede van Jan Roeloffsen was gelegen aan de oostzijde van de “Vuijle Stege” en grensde daar ten noordwesten aan de “Weem” (pastorie). Verder lezen we, dat de hofstede met het nieuwe huis van Derrck Hermens aan de oostzijde de Vuile Steeg had en ten noorden het “pastorien goet”. Met dit pastoriegoet wordt het goed Wachteveld bedoeld, dat bij de tegenwoordige Deventerstraat lag ter hoogte van het huidige Politiebureau.

Een belangrijk gegeven over de Vuile Steeg verschaft ons een stuk van 25 augustus 1663. Het bevindt zich in het gemeente archief en gaat over de Wormsche brugge aan het eind van de “Vuijle Stege”. Het luidt als volgt:

“Alsoo de brugge over de beecke nae Wormgen, ofte de Wormsche brugge ten eijnde de Vuijle Stege, voer desen tot gemeijn gerieff, uijt de gemijne Kerspels kosten doen maecken ende geleijdt, nu ten enemale quame te vervallen soo dat peerden ende beesten daer door quame te tredenende tot voorcoeminge van schijnbaer ongeluck, geseijde brugge nootsaeckelijk gedeckt ende gerepariert most worden ende die Buijren van Wormgen van outs gehouden waren ter plaets voersz. Brugge nu leijdt een vonderen over de beecke te houden, van ’t welcke bij ’t leggen der brugge sij ontlast waren: soe is tusschen den Hoegh Ed. Geboren Heere Johan van Stepraedt Heere tot Lathum etc. eens ende Jan Henricksen muller, q.q. Buijr-richter ende uijt den name der gemeijne buijren van de Wormsche merckt onder deels overcoemen ende veraccordeert, dat de Buijren van de opgemelte merckt, de voersz. Vervallene brugge op haren behoorlijcken sullen laten decken sonder dat nochtans het selve in toecoemende haer luijden salk preindiceeren ofte hetselve in consequentie ofte possessie sal getogen worden, nemaer dat ofschoon de voorsz. Brugge hier naemaels quame te vervallen, dat sij luijden in sulcken val met het leggen en houden van een bequame ende bruijckbaere vonderen over de voersz. Beecke als van outs sullen connen en moeten volstaen. Dit alles zonder list, in kennisse der waerheijt is dese acte de non preindicando bij Welgemelte Heer onderteijckent tot Apeldoorn den 25 Augusti 1663.”

Het stuk was getekend: J.u Stepraedt-Isendoorn 25-8-1663. Johan van Stepraedt woonde op het (Oude) Loo. Hij overleed in 1666. De bovengenoemde Jan Henricksen Muller komt reeds in 1653 voor als “Boerrichter tot Wormingen”.

Voor het nagaan van de loop van de Vuile Steeg door het dorp Apeldoorn is vooral van belang de mededeling in het zojuist genoemde stuk van 25 augustus 1663 over “de Brugge over de beeck nae Wormgen, ofte de Wormsche brugge ten eynde de Vuyle Stege”. Hier is dus duidelijk sprake van een brug over de beek, die aan het einde ligt van de Vuyle Steeg. Welke brug over de Grift wordt hier bedoeld? In 1452 blijken in het dorp al twee bruggen over de Grift te zijn, die in de amptslasten over het Ampt Apeldoorn van 1728/29 beide met naam staan vermeld. Zo blijkt Jan Zegers een plank te hebben gelegd “op de brugge bij de Custors huys”, terwijl Maes Gijsberts “voor arbeijtsloon aan d’brugge bij de Custors huijs” 4 gl. 7 st krijgt en Jan Anckersmith nagels levert voor de “Wormsebrug”. Eerstgenoemde beekovergang is natuurlijk de Kostersbrug, die in 1745 “Costersbrugge” heet. Met de Wormsebrug ligt de zaak iets anders. Wanneer hiermee inderdaad de in 1663 genoemde “ Brugge over de Beecke naer Wormgen” wordt bedoeld, dan weten we met zekerheid hier het einde van de “Vuijle Steeg”gevonden te hebben. Helaas kan over de verdere loop nog slechts gegist worden. Uit alle nu ten dienste staande gegevens valt op te maken, dat de Vuijle Steeg een pad is geweest lopende vanaf het eindpunt bij de “Wormsche Brugge” over de Grift langs de Brink en de in 1639 genoemde hofsteden om tenslotte de hof van de predikant, de pastorie en het goed Wachteveld te passeren. Het moet toen een belangrijke  “stege of steeg” zijn geweest waaraan tal van woningen hebben gelegen!

Over de verdere geschiedenis van de Vuile Steeg in Apeldoorn valt nog meer te vertellen. In 1672 woont de kleermaker Arnt Coldewey aan de Vuile Steeg in een huisje op een hofstede van St. Marie. Deze ridder van naald en draad uit de genoemde steeg is tevens een zeer vechtlustig heerschap geweest, dat zijn tegenstanders zowel met de blote vuist als met een mes of ander voorwerp te lijf gaat. In maart 1663 dreigt hij de waard en onderscholtis Jan Bartels “als een hennipstaack te zullen breecken en uijt sijn huys te drijven” en verwondt hem tenslotte met “een tange sweerlick” aan zijn hoofd. Hierdoor heeft Jan Bartels een tijdlang met “8 sweere wonden in doots nooden” gelegen. De vechtersbaas Arnt Coldewey overlijdt in 1674; vier jaar later wordt gezegd, dat de hofstede aan de Vuyle Steeg, daar Arent Coldewey, nu Grte Adams een huisje heeft, gepacht is door Jan Gerritsen schoenmaker. Uit het manuaal over de hofsteden van ZSt. Marie onder Apeldoorn (R.A.G. Utrecht Arch. St. Marie. Inv. Nr. 412), lopende over 1780/90 wordt in 1780 genoemd de hofstede aan de vuijle steeg, die gepacht is door de weduwe van Arn. Bosch, terwijl in hetzelfde jaar eveneens sprake is van een hofstede met huis gen. De Clomp. Gepacht bij Albert Eggenli aan de Vuyle Steeg.

Ook nog in 1792 (R.A.G. rechterl. Arch. Veluwe, Rechterl. Arch. Het Loo, al. 48, fol. 414) vinden we de Vuile Steeg vermeld. Daar wordt gezegd, dat “als zekerheid voor een schuld een Huis en Hof dient op St. Mariengrond aan de Vuile steeg, belend oostw. St. Mariengrond; westw. De Straat, zuidw. Willem Comphuis en noordw. Jan Brinkhuis”. Dit is het laatste gegeven, dat mij over de Vuile Steeg bekend is.

In het telkens genoemde archief van St. Marie op het Rijksarchief in Utrecht bevindt zich onder nr. 415 een kaartboek van het tiendblokken van St. Marie onder Apeldoorn gelegen, bevattende 18 kaarten in kleuren door J. van Broeckhuysen uit 1708. Helaas ontbreekt de kaart van één tiendblok. Dit zal vermoedelijk juist de kaart zijn van het centrum van het dorp Apeldoorn, waarop zo goed als zeker de loop van de Vuile Steeg door genoemd dorp zal aangegeven zijn.
molen christaan geurts
Het watermolencomplex van Christiaan Geurts aan de Grift te Apeldoorn ca. 1890.

Aan de rechterzijde van de Grift (op de afbeelding dus links) staat het woonhuis van de voormalige papiermolen. Aan de overkant van de Grift de vroegere oliemolen behorende bij de daarachter gelegen en slechts voor een klein gedeelte zichtbare korenmolen. Geheel rechts bij de wagen en de kar het woonhuis van de mulder. Wanneer de veronderstelling over de ligging van de Wormsebrug uit 1663 inderdaad juist is dan moet men in de uiterst links gelegen brug over de Grift één der laatste opvolgers zien van “de brugge over de beecke nae Wormgen ofte de Wormsche brugge ten eynde de Vuyle Stege”.

Op de plek van het vroegere watermolencomplex van Christiaan Geurts staat thans het Hoofdkantoor van Centraal Beheer aan de Prins Willem Alexanderlaan.

Hier eindigt het onderzoek van Hardonk.


Opvallend is dat in het onderzoek van Hardonk geen enkele keer melding gemaakt werd van de Leigraaf. Ook niet in zijn in 1968 verschenen boek  “Koornmullenaers Pampiermaeckers en Coperslaghers”. Dat is nogal vreemd omdat we weten dat de Leigraaf wel degelijk in dit gebied heeft gestroomd.
apeldoorn 1858 detailKaart naar het geheugen van van Bruggen (1858)

Er zijn verschillende kaarten van Apeldoorn waar de Leigraaf werd ingetekend dus waarom Hardonk de Leigraaf over het hoofd heeft gezien is niet duidelijk.

De naam “Leigraaf” staat voor een geleide en gegraven beek. Het is aannemelijk dat voordat hij vergraven werd (waarschijnlijk al ver voor 1842) zij gewoon “beecke” genoemd werd.

Ook is er verschillende keren melding van de Leigraaf in het aanbestedingsdocument uit 1842 van de aanleg van de Dorpsbeek (de latere Badhuisspreng). Zie hiervoor ook de artikelen “Fonds Koning Lodewijk Napoleon” en “Badhuisspreng verleden, heden en toekomst” op mijn website. Ten overvloede moet nog maar eens vermeld worden dat de kaart uit 1842 het plan was, maar dat de werkelijke loop van de Dorpsbeek uiteindelijk anders zou worden.
Kaart Apeldoorn 1842 detailKaart uit 1842 met het plan (!) voor de aanleg van de Dorpsbeek.

De Leigraaf ontsprong waarschijnlijk ter hoogte van het parkeerterreintje van de Stedendriehoek op de Asselsestraat, stroomde vandaar langs de Brinkhorststraat (door de achtertuinen aan de oostelijke kant van de straat) en de van Galenstraat, kruiste de Nieuwstraat, stroomde achter de voormalige Prinses Ireneschool (School No. 1) aan de Mariastraat over het Hema terrein, kruiste de Hoofdstraat stroomde langs de Griftstraat en mondde ter hoogte van de kruising  met de Beurtvaartstraat uit in de Grift. Wie weet was het ooit andersom en mondde de Grift uit in de voorganger van de Leigraaf maar dat is een leuk onderzoek voor later ;-).

Hardonk stelt dat er twee bruggen over de Grift moeten zijn geweest. De eerste is de later genoemde Kostersbrug en verder wordt een Wormense brug genoemd. Er is echter maar één enkele weg naar Wormen over de Grift bekend en die passeerde de Kostersbrug. De door Hardonk genoemde brug bij het watermolencomplex van Christiaan Geurts leidde westwaarts naar Orden en niet naar Wormen (het huidige Apeldoorn zuid). Het is aannemelijk dat de genoemde Wormense brug (“de brugge over de beecke nae Wormgen ofte de Wormsche brugge ten eynde de Vuyle Stege”) over de Leigraaf (de beecke) was gelegen. Met de beek wordt hier dus hoogstwaarschijnlijk de Leigraaf en niet de Grift bedoeld.

Hier volgt een kort gedeelte uit het aanbestedingsdocument van de Dorpsbeek uit 1842.

“13˚ perc: Beginnende met voornoemde diepte en doorgaande tot in het midde en van de tuin der Pastorie, aldaar vijftig duimen verdiepen en alzoo doorgaande tot op negen en vijftig duimen beneden den spijker zittende in den boom staande bij de Leigraaf.
Deze beek zal dezelfde wijdte en op dezelfde wijze worden behandeld als van de percelen 7, 8, 9, 10 & 11 is gezegd.
14˚ perc: De Leigraaf zal zoo veel nodig, worden opgeruimd, bestaande in het uitroeien der daarin zijnde gewassen en ander schadelijk gerig , het afsteken der kanten, enzo, opdat den geregelden afloop des water geen belemmeringen worden toegebracht.
15˚ perc: Bij den aanvang zal de Leigraaf +/- veertig duimen worden opgehoogd of tot negen en vijftig duimen beneden den spijker in het 13˚ perceel genoemd en doorgaande tot op een el en twee en dertig duimen beneden de oppervlakte van den straatweg voor het weeshuis, of twee en tachtig duimen beneden de brug in het achterpad voor de Leigraaf.”

Hier is inderdaad bij de beschrijving van het 15de perceel een recente verwijzing naar een brug over de Leigraaf te vinden en wel in het "achterpad". Hiermee wordt ongetwijfeld de Vuile Steeg bedoeld.

Tijdens verschillende archeologisch onderzoeken in de Hoofdstraat (ook straatweg genoemd) ter hoogte van de Hema is inderdaad de oude loop van de Leigraaf teruggevonden/ Daar zijn ook vondsten uit de 14de eeuw bij gezien. Wat ook interessant is met betrekking tot de Vuile Steeg is dat er een houten paal is gevonden die waarschijnlijk deel uitmaakte van een brug. Dat is dan waarschijnlijk de bedoelde tweede brug.

Waarschijnlijk zijn de Bloemensteeg en ’t Achterom (Achterstraat, achterpad) op de Mariastraat de restanten van de Vuile Steeg of Waterstraat.
achterom
Het achterom bij de Mariastraat

bloemensteeg 1908 naast Rooie SaarDe bloemensteeg op de Hoofdstraat rechts naast het cafe van Rooie Saar in 1908

mjdeman 1802
Fragment van een kaart uit 1802 waarin de Vuile Steeg duidelijk ingetekend is.

In later tijden werden via deze route vrachten met karren en passagiers met koetsen naar de herbergen in het centrum geleid. Dus het was inderdaad een belangrijke weg voor Apeldoorn die bijna helemaal uit het zicht is verdwenen. En bovendien een pad dat erg veel verschillende benamingen heeft gekend zoals Watersloot, Waterstraat, Vuelestege, Vuyle Stege, Vuile Steeg, Achterstraat en Achterpad. En tegenwoordig nog Bloemensteeg en ’t Achterom. Het raadsel van de onbekende brug naar Wormen lijkt hiermee in elk geval opgelost te zijn.

Iets wat tegenwoordig nog wel tot misverstanden leidt is dat het Achterpad of Achterom bij de Bloemensteeg uitkwam. Op de oude kaarten loopt  het Achterpad echter vanaf de Brink tot aan de Korenstraat door. Later is de aansluiting tot de Korenstraat waarschijnlijk afgesloten en kwam het pad uit bij de huidige Bloemensteeg.

Over de naam de Boencamp is inmiddels ook weer iets te melden.
Ik stelde de vraag over de oorsprong van deze naam aan de heer Dirk Otten, de schrijver van o.a. het boek "Veldnamen en oude boerderijnamen in de gemeente Apeldoorn".

Hieronder een drietal plaatsen waar ik de naam ben tegengekomen.

1. Boencamp in Apeldoorn
Uit een stuk van 1559 over goederen op de Veluwe van het Kapittel van St. Marie te Utrecht (R.A. Utrecht, arch. St. Marie. Inv. Nr. 384I, fol.67vo) staat het volgende “Particule dicta den boencamp ubi ad meridien De Brinck ad occasien de waterstraat ofte vuelestege ad septentrionem terra ecclesia in Apeldoren et ad ortum Lubbertus Rodolphi proxima ad iacent Devisa ut sequitur”
Oftewel"
 “Een stuk land genaamd de Boencamp waar ten zuiden de Brinck ten westen de Waterstraat of Vuelestege ten noorden het kerkenland in Apeldoorn en ten oosten Lubbertus Rodolphi zijn gelegen”.

2. Boencamp in Zutphen
In het blad de Navorscher 61ste jaargang 1912 over de plaats Zutphen.

Extracten uit de »Kontschappen beleydet voer den Gerichte der Stadt Zutphen«, en wel in de volgende acte:
1623 Juli 9.
"Joncker Hector van Delen zal. is eens ten eeten geweest op Eschoten bij Jr. van Broickhuisen waer met praesent was Daem van Broeckhuisen met syn susteren end de predicant Henrick Schram, alwaer Jr. van Delen soo droncken gemaeckt was dat sy met malcanderen op de mantel dansten, end heeft de predicant mede gedanst. End dat Daem van Broeckhuisen met syn suster tegen Jr. Hector van Delen zal. seyde, neef schenckt ons den Boencamp, ghy sult doch guets genoech hebben, het kan U niet schaeden, de olden leven noch noch , 't welck hij gedaen heeft, zijnde noch in leven syn beste vader Jr. Brant van Delen en syn vader Jr. Sweer van Delen, welcke seer verstoort was dat syn soon Hector sulx gedaen had, seggende dat zij den camp niet holden souden, indien hem Godt het leven guste, end ondertussen quam hy te sterven.

3. Boencamp in Alkmaar
Ook in de archieven van Katwijk  wordt deze veldnaam in de 15de en16de eeuw genoemd. "Boenkamp    
Capittel St.-PancrasKerk van Leiden, hofgeld
1434     Klaas die Monnic Jansz. verkoopt aan priester Dirk Aemsz. 8H genaamd de Boenkamp, belast met 10 schelling hofgeld. [14S70-2]
1435     Gerrit Willemsz. verkoopt aan priester Dirk Adamsz. een rente van 10 schelling hofgeld op de Boenkamp. [14S70]
1450     Kapittel van St.-Pancraskerk koopt van Dirk Adamsz. de Boenkamp. [14S70]
1451     St.-Pancrascollegium, de Boenkamp. [14S67-3]
1544     Capittel te Hogelande 7H 74R. Gebruiker Jan jonge Jaeps weduwe. [15M226]
1554     Kapittel ten Hoge Landen 8H wei genaamd de Boencamp. Huurder Cornelis Pietersz. buyrman. [15S24] "

De heer Otten stelde:
De meest voor de hand liggende verklaring is dat een Boenkamp een Boonkamp is. De e achter een vokaal gaf aan dat het om een lange vokaal ging; in Zuid-Nederland werd ook een toegevoegde i als verlenging gebruikt (Oisterwijk). Een Boenkamp is dan een perceel waar bonen werden verbouwd. G. Karsten geeft die verklaring ook in zijn 'Noordhollandse plaatsnamen, p. 102: vele akkers heten naar het product dat er op verbouwd werd (Booncamp, 1635, Assendelft).
Ook Schönfeld geeft die verklaring.

Kortom.. Boencamp of boenkamp is waarschijnlijk een kamp waar bonen werden geteeld. Nu is het nog zaak de juiste plek te vinden.